Translate

vrijdag, november 01, 2013

voorwaarden glucose tolerantietest

Voorwaarden bij een glucose tolerantietest

Een lage bloedsuikerspiegel is een veel voorkomend verschijnsel. Met de glucose tolerantie test (GTT) wordt gemeten of de alvleesklier en de bijnieren naar behoren werken. Beide organen leveren hormonen (insuline, adrenaline en cortisol) die de bloedsuikerspiegel op peil moeten houden. Een lage bloedsuikerspiegel is aanleiding voor veel lichamelijke klachten. Klachten die het resultaat zijn van een laag energieniveau. 

Het lichaam heeft behoefte aan evenwicht van de bloedsuikerspiegel

De hoeveelheid bloedsuiker (bloedsuikerspiegel) moet constant zijn om onze lichaamscellen voortdurend een gelijkmatige portie glucose aan te bieden.
Glucose is samen met zuurstof de brandstof voor onze cellen. Bij de verbranding in de cellen komt energie vrij die wij nodig hebben om goed te kunnen functioneren. Het is het principe van de kachel die kolen en lucht nodig heeft, om warmte te produceren. De glucose komt in ons bloed uit de darmen (waar het voedsel terecht komt) en uit reservedepots (lever, spierweefsel, vetweefsel etc.).

De glucose treedt uit ons bloed als het onze cellen binnengaat, waarbij de hoeveelheid die dan achter blijft in ons bloed is minder. De bloedsuikerspiegel wordt hersteld met glucose uit de darmen en/of reservedepots.

Na het eten van suikerhoudende producten - zoals snoep en koolhydraten - zal de bloedsuikerspiegel in ons bloed stijgen. Er verdwijnt voortdurend suiker uit ons bloed, omdat het onze cellen binnengaat om ofwel verbrand te worden of om opgeslagen te worden als reservebrandstof in de voornoemde weefsels. Normaal is dit verschijnen en verdwijnen van suiker in ons bloed in evenwicht. Kleine schommelingen mogen er zijn. Na een maaltijd zal er iets meer bloedsuiker zijn en na enkele uren niet gegeten te hebben, zal het minder zijn.

Hormonen regelen de bloedsuikerspiegelbalans

Is de daling van de bloedsuikerspiegel groter, dan beschikken we over de mogelijkheid om de hoeveelheid suiker in ons bloed aan te vullen uit de reservedepots. Hierbij zijn hormonen nodig. We kennen drie hormonen de bloedsuikerbalans goed houden: insuline, adrenaline en cortisol.
  • Insuline wordt aangemaakt in de pancreas,
  • Adrenaline in het merg van de bijnieren en
  • Cortisol in de schors van de bijnieren.
Insuline uit de alvleesklier haalt de glucose uit ons bloed en brengt het in de depotcellen waardoor de bloedsuikerspiegel daalt.
De bijnierhormonen (adrenaline en cortisol) maken glucose vrij uit de reservedepots en brengen het in ons bloed, waardoor de bloedsuikerspiegel stijgt.

Hypoglykemie

In het geval van hypoglykemie is er meestal sprake van een té laag bloedsuikergehalte. Blijkbaar werken beide organen niet goed samen. Bijvoorbeeld:
  • de alvleesklier maakt teveel insuline - waardoor er teveel glucose de bloedstroom verlaat -, of
  • de bijnieren maken mogelijk te weinig hormonen - waardoor de glucose in ons bloed onvoldoende aangevuld wordt.

Hoe kan de alvleesklier teveel en de bijnieren te weinig functioneren?

De alvleesklier wordt aangespoord tot insulineproductie als we glucose of koolhydraten eten waarbij vaak snoepen een funeste uitwerking heeft op de alvleesklier, die dan constant opgejut wordt om de bloedsuikerspiegel op niveau te houden.

Tegenwoordig moeten onze bijnieren behoorlijk prestaties leveren, omdat we veel belaagd worden door stress van diverse aard:
  • milieuverontreiniging - ofwel biologische stress - , 
  • fysiologische stress door voedselmanipulatie en 
  • psychosociale stress uit onze westerse maatschappij.

Is de bloedsuikerbalans eenmaal verstoord, dan ontstaat er een vicieuze cirkel. Hierbij blijven de alvleesklier en de bijnieren elkaar ontregelen, waardoor we zelfs een inwendig tekort oplopen aan vitamine B-complex.

Klachten die voorkomen: moeheid, lusteloosheid, hoofdpijn, duizeligheid, slaapproblemen, nervositeit, trillerigheid, angstgevoelens, concentratie- en geheugenproblemen, emotionele labiliteit, kouwelijkheid, hongergevoel en snoepbuien.

De juiste Glucose Tolerantie Test (GTT) 

Moeheid en kouwelijkheid komt door te lage energieproductie van de cellen. De overige klachten leiden vaak tot doorverwijzing naar een psychotherapeut.

Voorwaarden voor een glucose tolerantietest
  • Een juiste meting gebeurt pas na 3,5 uur, waarbij
  • 9 keer bloed geprikt wordt en
  • de avond te voor en tijdens de test niet gegeten mag worden.

[Originele teskt: http://plazilla.com/hypoglykemie-komt-veel-voor]